Philip Wiesman, tekenaar / graficus

Philip Wiesman is in 1946 aan de oostzijde van de stad Utrecht geboren, van waaruit het Kromme Rijn gebied en de Utrechtse Heuvelrug niet moeilijk zijn te bereiken. Het is deze omgeving, waarin hij in zijn jeugd veel vertoefde. Later werd deze streek als kunstenaar een belangrijke bron van inspiratie.

Het was van september 1967 tot juni 1971 dat Philip op Academie Artibus onderricht heeft genoten in de schilderkunstige vakken. In het bijzonder ging zijn aandacht uit naar de grafische technieken. Omdat Philip al eerder vanuit Utrecht was verhuisd naar de rand van de Heuvelrug, was het na zijn opleiding niet moeilijk zijn onderwerpen te vinden.

Veel van zijn etsen zijn dan ook op deze omgeving geïnspireerd. Inmiddels is Philip in Noord–Holland aan de zeekust in Schoorl gaan wonen, dat ressorteert onder de gemeente Bergen. Hier bevinden zich de breedste en hoogste duinen van Nederland. Ook deze omgeving lag hem altijd zeer na aan het hart, hetgeen blijkt bij het bekijken van zijn etsen.

Het is vanaf 1973 dat hij zeker niet zonder succes is gaan exposeren. Enkele musea hebben in de loop van de jaren etsen van hem aangekocht, zoals het Centraal Museum Utrecht en Museum Boijmans Van Beuningen.

Het etsen

Mijn voorkeur bij de grafische technieken is eigenlijk altijd al uitgegaan naar het etsen. Dit was al voor dat ik naar de academie ging, Het is, zo vind ik, de techniek die mij de meeste vrijheid geeft, omdat alles dat je op de etsplaat met de naald in het donkere waslaagje aan het tekenen bent niet definitief is. Je kan alles wat je hebt getekend heel duidelijk zien, omdat overal waar de naald moeiteloos door de donkere etsgrond is heen getekend het lichte metaal er onder duidelijk zichtbaar wordt. Als het gene dat je hebt getekend je niet bevalt, of enige lijntjes hebt neergezet die niet geheel juist zijn, dan neem je een penseeltje dat je in de vloeibare etsgrond doopt om er vervolgens de ongewenste lijntjes weer mee weg te penselen.

Wat later als het oplosmiddel er uit weg gedampt is, kan men er weer overheen tekenen. Pas bij het etsen komen de lijnen er definitief als groefjes in de plaat te staan. Bij het maken van de gravure is zoiets niet mogelijk, omdat je met de burijn direct een groef in de plaat graveert, waarbij je de plaat die op een iets bol “kussentje” ligt bij ronde lijnen onder je burijn doordraait. En als het een cirkeltje is, dan is de plaat helemaal ondersteboven geweest.

De graveur zal met meer discipline te werk moeten gaan dan de etser, omdat hij met de burijn de plaat direct bewerk . Fouten kan hij zich dus niet veroorloven. Alleen bij het afdrukken komt het op het zelfde neer, omdat het beide een diepdruk procédé is, waarbij de groefjes in de metaalplaat met inkt gevuld moeten worden. Bij de ets zijn de groefjes er op chemische wijze ingebracht en bij de gravure op “mechanische” wijze. Ook laat de etsnaald zich gemakkelijker bewegen dan een tekenpen met Oost Indische inkt, omdat je er rekening mee moet houden, dat je de inkt uit het pennetje moet kunnen laten vloeien en dat je er niet alle richtingen mee op kunt gaan. Bij het tekenen met de etsnaald kan je net als het potlood alle kanten op.

Ik werk niet in het wilde weg. Want voor ik aan een nieuwe ets begin, ben ik er met mijn schetsboekje al veelvuldig op uit getrokken om buiten de natuur te bestuderen of soms van het onderwerp dat ik buiten aantref enkele tekeningen te maken die ik thuis op de etsplaat ga uitwerken. Uiteraard moeten de perspectieflijnen dan wel geheel vastliggen. Dit geldt ook bij de etsen die uit mijn fantasie zijn voortgekomen, zoals de ets Terminus die in een denkbeeldige stad is gesitueerd.

Een andere “mechanische” bewerking van de plaat is de drogenaald. De naam is een beetje misleidend omdat het suggereert dat er ook een natte naald moet zijn. Men bedoeld dat er geen bad met salpeterzuur of ijzerchloride aan te pas is gekomen. Het komt er bij deze techniek op neer dat je met lichaamskracht de lijnen stevig in de plaat krast met doorgaands evenwijdig lopende lijnen, omdat dat bij het afdrukken een beter resultaat geeft bij de donkere partijen in de voorstelling.

Men noemt een afdruk van een prent dat van een plaat afkomstig is dat volgens dit principe tot stand is gekomen een drogenaald en niet zoals soms foutief wordt gezegd een droge naaldets. In absolute zin is een drogenaald geen echte diepdruk, omdat de kras die je in de plaat zet nauwelijks metaal weghaalt, omdat aan weerszijden naast de kras het metaal als braam omhoog wordt gedrukt. Als je het met een loepje bekijkt, dan zie je dat zo’n kras in de afdruk twee extra lijnen heeft, die werden veroorzaakt door de opstaande braamrandjes waar wat inkt tegenaan is blijven staan. Hierdoor ziet de drogenaald er wat fluweelachtig uit. En omdat de inkt bij die extra lijntjes niet uit de diepte komen maar van het plaatoppervlak, heeft de drogenaald ook nog een kenmerk van de vlakdruk.

Sommige grafici hebben deze verschillende technieken met elkaar gecombineerd. Rembrandt voegde de drogenaald nogal eens toe bij zijn etsen in de donkere gedeelten. Heel duidelijk is dat waarneembaar bij zijn ets De Drie Kruisen. De graficus Pieter Dupont etste en graveerde op de zelfde plaat. Niet verwonderlijk, omdat hij een opleiding had genoten voor het graveren van sierraden en zilverwerk. Daardoor kon hij als geen ander zijn sierlijke en krullende lijnen met de burijn op de etsplaat aanbrengen. Ook de tijd waarin hij dit deed was hem gunstig gezind, omdat krullen en mooie contouren in de Jugend Still periode helemaal op zijn plaats waren. Enkele van zijn prenten zijn helemaal gegraveerd.

Dat ik in mijn jonge jaren door de oude meesters ben beïnvloed zal ik niet kunnen ontkennen. Als ik vroeger met mijn ouders mee op vakantie ging , dan nam ik het boek “Prenten en Tekeningen”uit de serie De Schoonheid Van Ons Land mee. Een van de tekeningen in dit boek waar ik steeds naar moest kijken, was die van Jan Toorop “O Grave where is Thy Victory”

Het maakte diepe indruk op mij. In de periode zo rond 1891 toen hij deze tekening maakte, heeft Jan Toorop meer symbolistische werk gemaakt.

O Grave where is Thy Victory (tekening) – Jan Toorop, 1892

Ikzelf heb nooit de drang gehad om een symbolistische trant te gaan werken. Evenmin ben ik, voor zover ik zelf weet, ook niet in de stijl van een andere kunstenaar gaan werken, waarmee ik niet wil suggereren dat ik daardoor meer persoonlijkheid zou hebben. Zo ken ik een kunstenaar die uniek genoemd mag worden in ’t creëren van een ontstellende knoeiboel en daarmee onnavolgbaar is. Op grote afstand is zijn werk al te herkennen.

Bekend is dat een van Nederlands grootste grafici Dirk van Gelder zich sterk door de Franse graficus Bresdin heeft laten beïnvloeden. Sommigen beweren zelfs dat hij “Bresdin is geworden”. Maar in ieder geval, zo vind ik, heeft van Gelder zijn leermeester overtroffen. Opmerkelijk is ook, dat hij tot op hoge leeftijd uitmuntend goed werk kon blijven maken. Wat mij zelf aangaat vind ik dit bemoedigend. Ook ik hoop nog lang door te kunnen gaan. Wel wil ik nog opmerken dat het werk dat hij de laatste 10 jaar van zijn leven heeft gemaakt wat meer archaïsch werd. Gedurende de twintig jaar dat hij op de Koninklijke Haagse Academie heeft les gegeven hebben ze een uitmuntend vakdocent in huis gehad.

Soms met open dagen wil ik nog wel eens een academie betreden, waarbij ik moet constateren dat het op de grafische afdeling vaak droevig is gesteld. De namen van de aangestelde vakdocenten zeggen me niets. Ook op het internet kom je ze niet of nauwelijks tegen. Waarschijnlijk presteren ze zelf niets meer of erger nog , zijn ze tot niets in staat en is hun aanwezigheid op de academie enkel een inkomsten bron. Ook met het vak illustratie is vaak droevig gesteld. Meestal wordt het niet eens meer gedoceerd.

Bij mij ligt de productie niet hoog. Ik werk doorgaands aan meerdere ets platen gedurende een aantal jaren. Als ik in het voorjaar aan een nieuwe ets ben begonnen, kan ik er doorgaans maar een korte periode aan werken, omdat een belangrijk deel van mijn etsen met het landschap hebben te maken en derhalve aan het seizoen zijn gebonden. Na enige weken zal ik die plaat een jaartje terzijde moeten leggen. Zo is het ook met de andere etsen die aan het seizoen zijn gebonden. Zodoende heb ik doorgaands drie of vier etsen onderhanden.

Een bijzonder geval is een ets die ik in 1975 had gemaakt en waarvan het eindresultaat niet geheel bevredigend was. Het publiek vond dat kennelijk ook, omdat het etsje op de tentoonstellingen niet werd verkocht. Op een gegeven moment heb ik de voorraad etsen die al waren afgedrukt vernietigd en de etsplaat opgeborgen. 34 jaar later moest ik er weer aan denken en heb de plaat tevoorschijn gehaald. Tot mijn schrik had dat etsplaatje door oxidatie ernstige schade opgelopen (zie de afbeelding hieronder).

Ik ben toen het hele etsplaatje grondig gaan polijsten, want ik wist nu wel wat er destijds aan schortte. Het had nagenoeg geen sfeer. Enige maanden later had ik het etsje geheel opgewerkt. Op de eerste de beste tentoonstelling bij kunstenaarsvereniging De Ploegh, waar ik met deze prent te voorschijn kwam, liet het publiek duidelijk blijken dat ze mijn hernieuwde visie op deze ets met mij deelden, want hij bleef nu niet meer als een onverkoopbaar kunstwerkje hangen. Als men goed kijkt is te zien dat niet alle beschadigingen zijn verdwenen.

Ook de etskunst vierde in de 17 eeuw in Nederland zijn bloeiperiode. Veel kunstenaars hielden zich naast het schilderen of beeldhouwen, ook nog wel eens bezig met de etskunst. Ook hierin nam Rembrandt de belangrijkste plaats in. Een andere kunstenaar uit deze periode die kunsthistorisch gezien heel opmerkelijk was, was Hercules Seegers, omdat hij opzoek ging naar een techniek waarbij hij meer toon nuances kon bewerkstelligen. Bijzonder veel etsen zijn er zijn er niet van hem bekend. Waarschijnlijk hebben er wel veel meer bestaan. Na zijn overlijden werden voor een langere tijd zijn experimenten niet serieus voortgezet.

Pas in de 19 eeuw werden er technieken ontwikkeld om de etsplaat zodanig te etsen dat er hele toonvlakken in eens op de etsplaat konden worden aangebracht.

Heel bekend zijn de series etsen van de Spaanse kunstenaar Fransisco Goya, die met grote snelheid maar trefzeker zijn onderwerpen op de etsplaat tekende en daarna in de plaat etste, om daarna een aquatint techniek aan toe te voegen, die in de afdruk verschillende grijstinten te zien gaven. Een korte tijd etsen geeft lichtere tinten dan wanneer men de plaat langer in het etswater laat liggen. De ambachtelijke en soms ook saaie arceer techniek kon hiermee achterwege blijven. Goya gebruikte deze techniek niet alleen om eerder klaar te zijn, maar was voor hem de aangewezen techniek om het dramatische aspect in zijn even eerder geëtste voorstelling te accentueren.

Een Engelse graficus uit de tweede helft van de 19 de eeuw, waarvan ik voor het eerst mee kennis maakte bij het inzien van The Studio jaargang 1906, die overigens een klein oeuvre heeft nagelaten is Sir J.C. Robinson. ( 1824 – 1913 ) Van deze kunstenaar ken ik maar een paar etsen. De twee die mij het meest aanspreken zijn “Newton Manor : Swanage” en “Corfe Castle : Sunshine after rain”.

Heel bijzonder is hoe hij de atmosferische gesteldheid heeft weten te duiden. Hoewel de zon is gaan schijnen zijn de regensluiers nog niet geheel vertrokken. Duidelijk is te zien dat de geëtste lijnen in lucht veel lichter zijn dan op de grond. Doorgaands is het zo dat wanneer je met een inkt afdrukt alle lijnen, zowel de fijne als de grovere in toonsterkte niet veel van elkaar afwijken. Mogelijk zijn die lijnen die in de afdruk niet intens zwart zijn minder diep geëtst.

Helaas kan ik Sir Robinson hierover niet meer om uitleg vragen. Te vermelden is dat van deze twee etsen zich ook exemplaren in de Tate Gallerie bevinden.

Een goede vriend van Sir John Charles Robinson is de grafisch kunstenaar Sir Francis Seymour Haden (1818 – 1910). Heel duidelijk is te zien dat hij de etsen van Rembrandt goed heeft bestudeerd. Ook hij combineerde net als Rembrandt de ets met de drogenaald techniek. Maar van blindelings na apen was geen sprake. Hij heeft zich gewoon een goede leermeester uitgezocht. Bij enkele van zijn prenten zou de leek kunnen denken dat het een etsje van Rembrandt is. Maar duidelijk is te zien dat de voorstellingen die Seymour Haden op zijn etsplaten aanbracht voornamelijk in Engeland zijn gesitueerd.

Op maatschappelijk, sociaal en kunstzinnig gebied was er in Engeland in die tijd veel te doen. De Pre Rafaëllieten beleefden hun bloeiperiode, De Arts and Krafts waren opgericht en wat later diende de Stile Liberty zich ook al aan (de Engelse variant van de Art Nouveau). En er werd overal in het land spoorrails aangelegd. Ongetwijfeld zullen Sir John Charles Robinson en Sir Francis Seymour Haden er zo rond 1870 dankbaar gebruik van hebben gemaakt.

De manier waarop ik ben gaan werken heb ik niet bewust gekozen. Heel duidelijk is bij mij te zien, dat de tekeningen die ik als kind heb gemaakt, bij het klimmen der jaren zich hebben ontwikkeld naar wat ik uiteindelijk na het verlaten van Academie Artibus (nu de Hogeschool voor Beeldende Kunsten Utrecht) ben gaan doen. Met de wijze waarop ik de etstechniek ten uitvoer bracht sloot ik mij aan bij een eeuwen oude traditie. Hoewel ik een zekere hang naar het verleden heb, voel ik me het meest betrokken bij onderwerpen die van deze tijd zijn en wat ik zelf nog van vroeger in mijn herinnering heb.

Toen ik zelfstandig met het etsen begon heerste er in Nederland, maar vooral ook in Utrecht ten aanzien van de etskunst een gunstig klimaat. Een aantal grafische kunstenaars waren aangesloten bij het Grafisch Gezelschap de Luis. De drie belangrijkste grafici waren William Kuik, Charles Donker en Gerard van Rooy (1938–2006) Deze laatste is na zijn overlijden, wat zijn technische vaardigheden beteft, hier te lande nog steeds niet geëvenaard.

Pas in 1973 had ik genoeg etsen om te kunnen gaan exposeren. Ik had er direct succes mee. De etskunst beleefde in Nederland in de jaren 70 een waarachtige bloeiperiode, iedereen die maar wat aan kunst deed ging etsen maken. Maar opeens kwam er de klad in. De meeste kunstenaars gingen toen maar weer doen wat ze doorvoor ook al deden. Enkele diehards zoals ik bleven gewoon doorgaan. Gelukkig zijn er in Nederland enkele galerieën die zich op de etskunst hebben gespecialiseerd.

Op 30 November 2002 werd in Amsterdam in Museum ’t Rembrandthuis een tentoonstelling geopend van de Utrechtse graficus Charles Donker. Hij weet zijn observaties van de natuur op voorbeeldige wijze met de naald op de etsplaat te zetten. Ook buitenlandse grafici waarvan ik nooit tevoren iets had gezien, heeft het Rembrandthuis tentoongesteld, zoals ,Gerard de Paleziéux (Zwitserland 1919), Jakob Demus (Oostenrijk 1959) en de franse graficus Erik Desmaziere 1948, die bij het ontwerpen van zijn etsen een knap staaltje van zijn ruimtelijk en perspectivisch inzicht tentoonspreidt.

Ik hoop dat het Rembrandthuis vaker etsers laat exposeren die in de “Rembrandt traditie” hun etsen tot stand brengen. Tot op heden behoort het Rembrandthuis tot een van de weinige locaties in Noord Europa waar deze niet geofficialiseerde kunst van hedendaagse grafici tentoon wordt gesteld.

Philip Wiesman

Enige sites die ook nog interessant zijn om op te kijken zijn:

www.rembrandthuis.nl

www.sfonlinearts.com

www.fitch-febvrel.com

www.stoneandpress.com

Voorbeelden uituitleg over druktechnieken: www.emrath.de/mmbei_h.htm